- zichzelf
- {{zichzelf}}{{/term}}1 〈in het algemeen of onbepaald〉 soi-même; 〈bepaald〉 lui-même, elle-même, eux-mêmes, elles-mêmes♦voorbeelden:1 zichzelf blijven • rester soi-mêmezichzelf proberen te zijn • essayer d'être soi-mêmebij zichzelf overleggen • s'interrogerhij is buiten zichzelf • il est hors de luiin zichzelf praten • soliloquerop zichzelf wonen • habiter seulop zichzelf is dat niets nieuws • en soi, cela n'a rien de nouveauop zichzelf staand • indépendanttot zichzelf komen • 〈bijkomen〉 reprendre ses esprits; 〈tijd vinden voor zichzelf〉 se retrouveruit zichzelf • spontanémentzij heet van zichzelf Ten Cate • son nom de jeune fille est Ten Catehij leeft alleen maar voor zichzelf • il ne vit que pour luivoor zichzelf beginnen • s'installer à son compte
Deens-Russisch woordenboek. 2015.